Duitsland
De Br 181.2
Geschiedenis
In het jaar 1972 besloot de Deutsche Bundesbahn het besluit om de Moselbahn van Koblenz naar Trier te elektrificeren. Gelijktijdig zou tussen Igel en Wasserbillig de aansluiting op het Luxemburgse net en tussen Perl en Apach de verbinding met het Franse net gerealiseerd worden. Zowel het Luxemburgse als Franse net zijn hier geëlektrificeerd met 25 kV / 50 Hz. Omdat de al voorhanden zijnde tweespanningslocs van de series 181.0, 181.1 en 182 en de vierspanningslocs van de serie 184 al volledig nodig waren voor de inzet tussen respectievelijk Saarbrücken - Forbach/Metz en Keulen - Luik, benodigde men om dit gat dichten meer tweespanningslocs.
Op 25 juli 1972 bestelde de DB 25 nieuwe tweespanningslocs met de nummers 181 201 - 225 bij AEG (elektrische uitrusting) en Krupp (mechanisch gedeelte). De constructie van de locs ontstond in samenwerking met het Bundesbahn-Zentralambt in München. De locs moesten geschikt zijn voor zowel 16 2/3 Hz en 15 Kv als voor 50 Hz 25 Kv en moesten een snelheid van 160 km/h kunnen volhouden. Om een eventuele inbouw van een automatische koppeling te vergemakkelijken werd bij de bouw een gemakkelijke uitwisseling van de beide koppelingssystemen mogelijk gemaakt. Ook werden alle locs voorzien van apparatuur om in dubbeltractie en trek/duwdiensten te kunnen rijden. De eerste bovenleidingsmast voor de elektrificatie werd op 22 April 1970 in Cochem Hbf geplaatst en op 7 december 1973 volgde met een 103 de feestelijke opening van de elektrificatie op het traject tussen Koblenz, Trier en Saarhölzbach. Op 29 april 1974 werd het traject van Karthaus tot de grens van Luxemburg indienstgenomen en op 25 oktober 1974 volgde nog het traject naar Perl/Apach (Frankrijk). Als eerste loc werd de 181 201 op 4 juli 1974 aan de DB geleverd. Samen met de iets later gereed gekomen 181 202 en 203 werden de locs aan omvangrijke testritten onderworpen. Met de afname van de locs op 2 september 1974 kwamen de locs officieel in het bestand van het Bw Saarbrücken. Tot en met de 181 210 werden de locs in het tot dan toe gebruikte blauwe kleurschema geleverd. Vanaf de 181 211 kregen de locs het nieuwe oceaanblauw/beige kleurschema.Tot einde 1974 verhoogde het bestand in het Bw Saarbrücken zich tot 16 locs (181 201-216). De overige locs werden in het volgende jaar geleverd. Als laatste kwam de op 3 april 1975 afgeleverde 181 225 op 22 mei 1975 officieel in het DB-bestand. Voor de trajecten met 25 kV 50 Hz moesten de locs een extra test ter goedkeuring afleggen. Deze test vond meestal enkele weken na de Duitse test plaats. Met de levering van de 181.2 ging trouwens ook het onderhoud van alle andere meersysteemlocs van het AW München-Freimann naar het AW Opladen over. Steeds weer werden de locs aan het begin van hun carrière aan testritten onderworpen, waarmee ze ook vaak ver buiten hun normale inzetgebied te zien waren. Zo legde bijvoorbeeld de 181 207 begin juni 1975 op de Münchner Nordring verschillende tests af. Als remlocs fungeerden overigens de blauwe prototype dieselloc 202 004 en de stoomlocs 044 404 en 044 427. Samen met de in Saarbrücken gestationeerde locs van de series 181 (001, 002, 103, 104) en 182 (001, 011, 021) had het Bw Saarbrücken aan het einde van 1975 totaal 33 tweesysteemlocs in het bestand. De 181.2 verdrong kort naar zijn intrede de 181.0 en 181.1 op het traject Saarbrücken - Forbach uit de zware goederendienst en nam nagenoeg alle reizigerstreinen over. De 182'en waren wegens hun lage maximum snelheid meestal wel in de zware goederendienst aan te treffen. De locs van de serie181.2 waren op alle grensverbindingen tussen het Saarland en Frankrijk/Luxemburg te vinden. Gereden werd alles - van regionale treinen over hoogwaardige reizigerstreinen tot in de zware goederendienst.
In het eerste halfjaar van 1977 bereikten de locs een gemiddelde kilometerprestatie van 68489 km en in het eerste halfjaar van 1978 lag dit zelfs op 69613 km. In de winterdienstregeling van 1978/79 weren o.a. de volgende treinen met de
mooi vormgegeven locs bespand: Daarnaast reden de 181.2'en ook diensten in Luxemburg met de treinen 6949 / 6952 (Luxemburg - Belvaux Soleuvre u.z.), 6865 /6962 (Luxemburg - Esch/Alzette en terug.), 6720 / 6721 tussen Dudelange Usines en Bettembourg en 6724 Dudelange Usines - Bettembourg, 6915 Luxemburg - Dudelange Usines en als loctrein Bettembourg - Luxemburg. De locs kwamen ook voor binnenlandse Duitse goederentreinen, waaronder de expressgoederentrein 14012 tussen Stuttgart en Karlsruhe (di-za). In de winterdienstregeling 1979/1980 kwamen de locs meer naar Wiesbaden. Zo reden de 181.2'en de N 7009, E 758, E 759, E 2052, E 2053, E 2427, D 1433 (zo), IC 521 (ma-za)en 624 planmatig van/naar Frankfurt, Luxemburg en Koblenz naar de hoofdstad van Rheinland-Pfalz. In de zomerdienstregeling van 1980 kwam het zelfs tot TEE-eren voor de 181.2. Bespand werd de TEE 8/9 "Albert Schweitzer" tussen Kehl en Straatsburg. Met ingang van de winterdienstregeling ging deze dienst op de Franse BB-20200'en over. Vanaf 28 september 1980 werd voor 15 locs een omloopplan met een gemiddelde prestatie van 715 km per loc opgesteld. De hoogte prestatie daarvan werd met 1000 km in dag 8 gereden, die diensten tussen Metz, Koblenz en Luxemburg bevatte. Naast de gebruikelijke inzetten naar Frankrijk en Luxemburg kwamen de locs ook in het gehele Saarland en naar Frankfurt, Wiesbaden, Koblenz, Heidelberg, Kehl, Mannheim, Offenburg en Schifferstadt. Daarnaast bestond nog een twee daagse omloop met diensten rond Saarbrücken en de D-treinen 893 Karlsruhe - Stuttgart en 478 Stuttgart - Strasburg en een ééndaagse omloop met diensten tussen Offenburg/Kehl en Strasburg en het D-paar 264/265 naar Stuttgart. Ook bij de dienstregelingovergang van 26 september 1982 bleef het 15-daagse plan bestaan. De gemiddelde kilometerprestatie per loc steeg echter tot 782 km. De intensiefste dag was nu met 1115 km dag 4 van het omloopplan. Aan het inzetgebied veranderde daarentegen niet veel. Naast het hoofdplan bestond ook weer een klein plan, die o.a. diensten naar Stuttgart bevatte. De overbrenging tussen de twee inzetgebieden rond het Saarland en tussen Stuttgart - Offenburg vond plaatst met binnenlandse Franse diensten tussen Metz en Straatsburg. Vanaf einde mei 1983 ging de bespanning van goederentreinen tussen Ehrang en Bettembourg (L) van DB-diesellocs op de 181.2 over. Ondanks deze dienstuitbreiding bleef het ondertussen in een 10-daagse gewijzigde omloopplan nagenoeg onveranderd. Een extra plan met 415 km per dag bestond uit diensten tussen Offenburg/Kehl en Strasburg en naar Stuttgart. In de winterdienstregeling 1983/1984 kwamen de locs met de E 2051, E 2052 en
E 2059 op de rechter Rheinstrecke tussen Koblenz en Wiesbaden. Tegelijkertijd
reden de 181.2'en ook de IC's 521, 568, 620, 623 en 624 tussen Frankfurt en
Wiesbaden.
Bij feestelijkheden ter gelegenheid van het150-jarige jubileum van de Duitse spoorwegen mocht een 181.2 natuurlijk niet ontbreken en zo werd de opgepoetste 181 213 "Saar" op de materieelparades in Neurenberg en op de bekende locparade in het Bw Bochum-Dahlhausen gepresenteerd. Ook ongelukken bleven de 181.2'en niet bespaard. Zo botste op 28 december de 181 220 in het Franse Forbach frontaal op haar zusterloc 181 214. Beide locs hadden een goederentrein aan de haak en waren aan de cabines zwaar beschadigd. Op 29 december werden de locs met een 290 naar het Bw Saarbrücken voor overgebracht. Later werden ze voor reparatie naar het AW Opladen gestuurd. Bij de 181 214 duurde de herstelling tot het einde van April 1985 waarna de loc met een nieuw opgebouwde cabine naar haar thuisplaats terugkeerde. Met de winterdienstregeling van 1988/1989 gingen de diensten van de internationale EC's 52/53, 56/57 op het traject Forbach - Metz op de Franse serie BB 15000 over, waardoor de 181.2 alleen nog met drie treinparen (D 1014/259, D 254/255 en D 258/1019) in de Franse stad kwam. Daarnaast bestond er ook nog een speciale tweedaagse omloopplan dat militaire treinen op vrijdag bevatte. Naast de 181.2 kwamen er voor deze treinen ook vermeerderd de voorserielocs van de 181 en de 184 in inzet. Vanaf de zomerdienstregeling 1989 werden de locs met de E 3851 en D 2350 op werkdagen behalve zaterdag op de Neckartalstrecke ingezet. In juli 1989 bereikte de 181 223 een maandprestatie van 23040 km en lag daarmee duidelijk onder de 103, 111 en 120 maar wel in het bereik van de 110 en 112 wat bij het kleine inzetgebied van de 181.2 een respectabele prestatie is. Op 28 februari 1990 ging de 181 223 als testloc voor de inbouw van LZB 80 terug naar de fabrikant Krupp. De DB plande toen om alle 25 locs van de 181.2 van deze nieuwe beveiliging te voorzien. De DB had ook besloten om als proef de kilometergrens te verhogen zodat een loc pas na afloop van het achtjarige revisietermijn naar het AW Opladen moest. In het jaar 1989 was tot de invoering van een IR-dienst tussen Stuttgart en Saarbrücken met ingang van de zomerdienstregeling 1990 besloten. Voor dit doel bespande de 181.2 vanaf de winterdienstregeling 1989/1990 de meeste D-treinen op deze relatie (D 1562, 1564, 1565, 1568, 1662, 1665 en 1767). Bovendien kwamen de locs met de treinparen EC 52/53 "Victor Hugo", EC 54/55 "Gustave Eiffel", EC 56/57 "Goethe", EC 58/59 "Heinrich Heine" tussen Frankfurt, Saarbrücken en weer tot Metz in inzet. Tussen Stuttgart en Strasburg bespanden de locs de EC 66/67 "Maurice Ravel", EC 68/69 "Mozart" en de D-treinparen 264/265 en 494/495. De binnenlandse diensten in Frankrijk tussen Metz en Strasburg vervielen echter omdat de uitwisseling nu middels de IR-verbinding Saarbrücken - Stuttgart. Vanaf de winterdienstregeling 1989/1990 reden de 181.2'en ook voor het eerst een doorgaande goederentrein tussen Saarbrücken en Metz. Al in deze tijd was het voornemen van de DB om de 181.2 op het traject Trier - Koblenz te vervangen door de locs 110, 140 en 141 om zo meer 181.2'en vrij te krijgen voor belangrijkere diensten. Aan het begin van de negentiger jaren moesten de 181.2'en - net zoals de 103 - wegens toenemende slijtage aan de loc steeds vaker naar het AW Opladen gezonden worden. Bij enkele locs werd zelfs de toegestane snelheid tijdelijk verlaagd tot 120 km/h. Desondanks werden de locs nog steeds volop ingezet en bereikte in mei 1991 de 181 203 met 26055 km een van de hoogste kilometer prestaties van de serie. Begin 1991 planden de DB en de SNCF de locs van de serie 181.2 tot Parijs door te laten rijden. Ondanks succesvolle proefritten is dit echter niet gerealiseerd. In plaats daarvan kwam er een nieuw omloopplan met een gemiddelde kilometerprestatie van 908 kilometer per dag. Met het treinpaar E 3499/3450 kwamen de locs nu ook tot in het Zwitserse Basel. Helaas reden deze treinen midden in de nacht zodat fotograferen praktisch niet mogelijk was. Daarnaast werden de bekende diensten tussen Frankfurt, Saarbrücken, Offenburg, Stuttgart, Metz, Luxemburg, Forbach en Strasburg zoals gebruikelijk met de 181.2 gereden. Ook Heidelberg werd op werkdagen weer vaker door een 181.2 aangedaan (E 3161, 3168, 3177, 3184). Vanaf 1991 kwamen de locs bovendien met de seizoenssneltrein D 1272/1273 voor het eerst planmatig tussen 28 juni en 1 september via de rechter Rheinstrecke tot Keulen. In het jaar 1993 werd een omloopplan voor 18 locs opgesteld, dat een gemiddelde dagprestatie van 890 km per loc voorzag. Aan het inzetgebied veranderde niet veel. Overwegend met personendiensten werden de plaatsen Metz, Strasburg, Apach, Luxemburg en de Duitse plaatsen Frankfurt, Stuttgart, Offenburg en Koblenz bereikt. De dienst naar Basel was daarentegen weer geschrapt en ook de regionale diensten tussen Saarbrücken en Metz gingen over op de Franse 67500. Daarmee reden de locs wel weer meer diensten op de Neckarstrecke tot Heilbronn. In de winterdienstregeling van 1993/1994 bereikten de locs een prestatie van 91 km/dag. Naast de inzet met D- en E-treinen in starre diensten langs de Moezel en Saar werden de meeste lange afstandstreinen op de relaties Frankfurt - Saarbrücken en Stuttgart - Strasburg met de 181.2 bespant. Daarnaast kwamen de locs ook voor de MetroRhin-treinen tussen Offenburg en Strasburg in inzet. De uitwisseling van locs tussen de twee inzetgebieden volgde met de D-treinen 1998/1999. Uiterste keerpunten waren Heilbronn en Luxemburg. Met het seizoenssneltreinpaar D 1272/1273 bereikten de locs ook weer Keulen. Enkele goederentreinen tussen Saarbrücken - Ehrang en Luxemburg vulden het plan aan. Met de herstructurering van de DB als vennootschap ingaande 1 januari 1994 werd de 181.2 als één van de weinige e-locs aan de divisie langeafstandsverkeer toegedeeld. De gevolgen van het slechte onderhoud en de continue inzet werden aan het begin van de negentiger jaren goed merkbaar bij de 181.2'en. Een goed voorbeeld hiervan is de toen nog blauwe 181 204. De loc had einde 1988 een HU gehad, maar moest al naar ruim 5 jaar in het begin van 1994 wegens grote roestschade weer terug naar het AW. De loc kwam vervolgens op 12 april 1994 weer in dienst met de toen nog nieuwe oriëntrode kleur. Ook andere locs hadden te kampen met deze problemen en moesten daarom naar het AW Opladen. In April 1995 waren er weer twee locs buiten hun normale inzetgebied te zien. Tussen 18 en 27 april 1995 vonden op de trajecten Augsburg - Donauwörth en München - Ingolstadt testritten met snelheden tot 160 km/h plaats. Voor dit doel kwam later ook nog de 181 209 naar Bayern. Een week later volgde ook nog de 181 219 om ook testritten in dubbeltractie te houden. Door deze testen konden de prestaties van de machines en de pantografen bij snelheden tot 160 km/h getest worden, omdat de locs ondertussen steeds meer uit de regionale en goederendiensten werden gehaald en vooral in het hoogwaardige langeafstandsverkeer ingezet zouden gaan worden. De locs zijn oorspronkelijk voor 160 km/h toegelaten, maar in praktijk reden ze meestal maar met 140 km/h. De testritten toonden aan dat de locs geschikt waren om met 160 km/h en over langere afstanden te rijden. Theoretisch zouden de locs zelfs 180 km/h kunnen rijden, maar om enige snelheidreserve te houden is dit in de normale dienst niet toegestaan.
Deze dienst bleef ook in de winterdienstregeling 1995/1996 behouden. Tussen Koblenz, Trier en Saarbrücken kwamen echter geen 181.2'en in inzet. Deze diensten waren overgegaan op locs van de Br 110 en 140. In plaats daarvan reed de 181.2 extra EC en IC diensten, bijvoorbeeld tussen Saarbrücken - Mannheim - Darmstadt en Frankfurt. In de zomerdienstregeling van 1996 reden de 181.2'en wel weer RE's tussen Koblenz, Trier en Saarbrücken. De IR's op de relatie Koblenz - Trier - Saarbrücken - Lindau werden gereden met de Br 111. Totaal 17 locs van de 181.2 waren nodig voor het omloopplan van 1996/1997. In het hoofdplan met 14 locs kwamen ze planmatig met treinen naar Metz, Strasburg, Frankfurt, Koblenz en Stuttgart. Belangrijkste diensten waren weer de grensoverschrijdende diensten tussen Duitsland en Frankrijk/Luxemburg. De dubbeltractie tussen Strasburg en Stuttgart verviel echter. Tevens waren er ook geen binnenlandse Franse en Luxemburgse diensten meer. Daarnaast bevatte het plan nog enkele IR- en RE-diensten tussen Koblenz en Saarbrücken, Offenburg en Strasburg en een aantal goederentreinen. Keulen werd ook nog steeds aangedaan met het D-paar 1272/1273. Een tweede driedaagse plan zag goederendiensten tussen Forbach en Saarbrücken voor.Door de verdere inzet van de Br 111 op de trajecten in Pfalz en langs de Moezel en Saar werd het omloopplan van de Br 181.2 in de zomer van 1997 van 14 dagen ingekort tot 13. Gemiddeld voorzag het plan 832 km per dag per loc. De locs kwamen in inzet voor de volgende treinen (niet alle reden dagelijks):
Goederentreinen werden voornamelijk op de volgende trajecten gereden:
In de winterdienstregeling van 1998/1999 werd - zoals al in de zomer van 1998 - een tiendaags omloopplan opgesteld. Met gemiddeld 813 km per dag warende locs weer in de gebruikelijke inzetten te vinden. Locuitwisseling tussen Saarbrücken en het zuidelijke inzetgebied volgde nu middels het IR-paar 2772/2773 tussen Frankfurt en Strasburg. De enige goederendienst bij daglicht was de trein 46640 tussen Kehl en Hausbergen. Daarnaast werd tevens weer het seizoenssneltreinpaar 1272/1273 (Port Bou - Keulen) tussen Luxemburg en Keulen (over de rechter Rheinstrecke) bespand. In een kleine zevendaagse omloopplan zaten vooral goederendiensten van Ehrang naar Frankrijk (Apach) en Luxemburg (Wasserbillig). Aan het einde van de negentiger jaren stonden de locs steeds vaker met schade aan de kant. Hierom reden er in de goederendienst ter vervanging locs van de Br 212 in dubbeltractie. Op 11 januari 1999 verliet de 181 212 als eerste verkeersrode loc van zijn serie het AW Opladen. Daarbij kreeg zij opnieuw de naam Luxembourg en de Europese vlag op haar zijkanten van de lockast. Sinds het voorjaar van 1999 kregen de locs tijdens de vele hoofdrevisies het nieuwe Franse beveiligingssysteem KVB ingebouwd, dat het oudere Indusi-systeem BRS moet aflossen. Gelijktijdig werd de Duitse Indusi I 60, waarbij vanaf 140 km/h een tweede machinist verplicht is, vervangen door de nieuwe Indusi I 60 R waar één machinist voldoende is. In de herfst van 1999 reden de locs daarmee met 4 verschillende beveiligingssystemen rond:
Op dit tijdstip waren er trouwens ook 4 kleurvarianten bij de Br 181.2:
Met het ingaan van de nieuwe dienstregeling per 15 december 2002 hebben de diensten zich enigszins gewijzigd. Zo zijn de InterRegio's door het Saardal vervallen. In plaats daarvan rijden er nu meer tot InterCity opgewaardeerde treinen door tot Luxemburg, waaronder een treinpaar Luxemburg – Koblenz - Frankfurt. Een jaar later werd de route aan dit treinpaar echter al weer aangepast tot Luxemburg – Koblenz – Keulen – Norddeich Mole, waarbij de 181.2 zoals gebruikelijk alleen tussen Luxembourg en Koblenz de trein trekt.
Met het bezoeken van deze site gaat u akkoord met onze
gebruiksvoorwaarden. Lees onze Privacy Policy. Copyright © 2002-2009 EJK Media | TrainMagazine |